Mier is blij. Hij heeft een heerlijke kers gevonden die hij naar zijn huis wil rollen. Slak, Krekel en Bij willen helpen, in ruil voor een hapje. Dat ziet Mier niet zitten. Hij wil die kers voor zich alleen. Wat Mier ook probeert, het wil maar niet lukken in zijn eentje. Mier besluit om samen te werken. Hij stelt voor om de lekkere hap te delen en een feestje te bouwen.
Thema: delen
Subthema’s: samenwerken, vriendschap
- Kersentijd (maand juni).
- Een conflict tussen twee kinderen: dit is van mij!
- Een praktisch probleem in de klas: er is te weinig plaats in de zithoek, er is rommel in de boekenkast, er zijn te veel restjes in de brooddozen…
- Waarde-opvoeding: delen is het nieuwe hebben, wie deelt heeft lekker alles dubbel, samen spelen en samen delen.
- …
Mens en maatschappij
- Mens: Ik en mezelf: 1.1 de kleuters zien in wanneer zij bang, blij, boos of verdrietig zijn en kunnen dit op een eenvoudige wijze uitdrukken.
- Mens: Ik en de ander: 1.4 de kleuters kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen en erover praten.
- Mens: Ik en de ander: 1.5 de kleuters kunnen bij anderen gevoelens van bang, blij, boos en verdrietig zijn herkennen en kunnen meeleven in dit gevoel.
- Mens: Ik en de ander: 1.6 de kleuters weten dat mensen eenzelfde situatie anders kunnen ervaren en er verschillend kunnen op reageren.
- Mens: Ik en de ander: 1.7 de kleuters kunnen een gevoeligheid tonen voor de behoeften van anderen.
- Mens: Ik en de anderen: in groep: 1.10 de kleuters kunnen in concrete situaties met de hulp van een volwassene afspraken maken.
- Maatschappij: Sociaal-economische verschijnselen: 2.2 de kleuters kunnen in een concrete situatie het onderscheid maken tussen geven, krijgen, ruilen, lenen, kopen en verkopen.
Muzische vorming
- Muzische vorming – Drama: 3.1 de kleuters kunnen eigen belevenissen, ervaringen, gedachten, gevoelens, handelingen verwoorden.
- Muzische vorming – Drama: 3.2 de kleuters kunnen zich inleven in personages en dingen uit de omgeving en deze uitbeelden.
Nederlands
- Nederlands luisteren: 1.6 de kleuters kunnen de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap.
- Nederlands spreken: 2.9 de kleuters kunnen de hulp of medewerking van anderen inroepen.
- Nederlands spreken: 2.10 de kleuters kunnen zich inleven in duidelijk herkenbare rollen en situaties en vanuit eigen verbeelding/beleving hierop inspelen.
Wetenschappen en techniek
- Natuur: Algemene vaardigheden: 1.2 de kleuters tonen een explorerende en experimenterende aanpak om meer te weten te komen over de natuur.
- Techniek: Techniek als menselijke activiteit: 2.5 de kleuters kunnen geschikt materiaal en gereedschap kiezen om een eenvoudig technisch systeem te maken.
- Techniek: Techniek als menselijke activiteit: 2.9 de kleuters tonen een experimentele en explorerende aanpak om meer te weten te komen over techniek.
Wiskundige initiatie
- Wiskundige initiatie - Getallen: 1.1 de kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen. (evenveel / niet evenveel dingen, veel / weinig dingen, te veel / te weinig dingen, dingen over / dingen te kort, meer / minder dingen, meeste / minste dingen).
Voelen: inleven |
|
|
Denken: onderzoeken |
|
|
Doen: actievoeren met kinderen |
|
‘4.7 Er tegen 2030 voor zorgen dat alle leerlingen kennis en vaardigheden verwerven die nodig zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen….’ | |
‘12.8 Tegen 2030 garanderen dat mensen overal beschikken over relevante informatie over en zich bewust zijn van duurzame ontwikkeling en levensstijlen die in harmonie zijn met de natuur.’ |
Prent 0 – titel + cover
|
|
Prent 1 – Mier krijgt kers niet verplaatst |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
Prent 2 – Slak wil helpen |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
Prent 3 – Mier graaft een geul |
|
Prent 4 – Krekel wil helpen |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
Prent 5 – Mier gebruikt een tak |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
Prent 6 – Bij wil helpen |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
Prent 7 – Mier heeft een idee |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
Prent 8 – Samen helpen |
|
Prent 9 – Smulfestijn |
Sleutelvragen die bij deze prent horen:
|
De personages in het verhaal
- Mier: prent 1 t/m 9.
- Slak: prent 2, 8 en 9.
- Krekel: prent 4, 8en 9.
- Bij: prent 6, 7, 8 en 9.
Gevoelens van de personages
- Prent 1: Mier is uitgeput, ontmoedigd.
- Prent 2: Slak is teleurgesteld.
- Prent 6: Bij is nieuwsgierig.
- Prent 8: Slak, Krekel en Bij juichen.
- Prent 9: Mier is blij en opgelucht.
Hulpmiddelen voor onderzoek
- Prent 3: kan je een geul graven en zo de kers aan het rollen brengen?
- Prent 5: kan je met een tak de kers opheffen (hefboom) en doen rollen?
Gedetailleerd waarnemen
- Prent 1: hoeveel poten heeft Mier? Wat heeft mier op haar hoofd/ kop? Welke delen zijn er nog aan het lichaam van Mier (borststuk, achterlijf)?
- Prent 2: welke eigenschappen van Slak kan je zien?
- Prent 4: welke eigenschappen van Krekel kan je zien op deze prent? Hoeveel poten heeft Krekel? Ziet de kop van Krekel er in het echt ook zo uit?
- Prent 6: welke eigenschappen van Bij kan je zien?
- Prent 7: wat zie je hier boven de kop van Mier?
- Prent 9: wat is er gebeurd met de kers? Wat zit er in de kers?
Aanbrengen / bovendien / brok / broodkruimel/ buit / bungelen / een handje helpen / er gaat een lampje branden / geen denken aan / geul / graven / haar weg vervolgen / ijverig / in mijn eentje / in ruil voor / je doet maar / juichen in koor / krachten bundelen / meesmullen / met enige moeite / mierenfamilie / mierenlijf / mierenzweet / onder de kers vandaan kruipen/ opgelucht / probleem / reuzegroot/ reuzenhap / schild / sjirpen / slepen / smulfestijn / teleurgesteld / uitgeput / van het goede te veel/ verpletterd / zijn poot omdraaien / zijn weg vervolgen.
Kringgesprekken voeren over de kriebelbeestjes uit het verhaal
Inleefspel of bewegingstussendoortjes organiseren
Kringgesprekken voeren over voor zich willen hebben, delen en samenwerken
Varianten op het verhaal verzinnen
Participatie door de kinderen bevorderen
Kringgesprekken voeren over de kriebelbeestjes uit het verhaal
-
Laat kinderen hun ervaringen en gevoelens verwoorden bij de personages van het verhaal: mier(en), slak, krekel, bij(en).
-
Kennen de kinderen nog andere kriebeldiertjes/ bodemhelden? Andere kleine diertjes komen wellicht ook aan bod: muggen, wespen, vliegen, hommels…
Inleefspel of bewegingstussendoortjes organiseren
- Geef aan de kinderen kansen om zich in te leven in Mier, Slak, Krekel en Bij en om het verhaal te reconstrueren. Ze kunnen dit uitbeelden ofwel naspelen met knuffelpoppen.
- Laat de kinderen vrij spelen en het verhaal uitbeelden. Dit kan met voorwerpen/ knuffels en met een bal als kers. Dit kan ook met zelf geknutselde handpopjes van de personages.
- Verbind de personages van het verhaal met expressie, bewegingen en geluiden. Gebruik dit idee voor een tussendoortje.
Kringgesprekken voeren over voor zich willen hebben, delen en samenwerken
Naar aanleiding van dit verhaal zijn er meerdere onderwerpen waarover kinderen hun ervaringen en gevoelens kunnen uitwisselen:
- (veel) (voor zich) willen hebben, ‘dit is van mij en van mij alleen!’…
- alleen willen kunnen/doen, (niet zo) sterk zijn…
- niet willen delen van speelgoed, niet willen delen van voeding…
- samenwerken, elkaar helpen…
- als je iets doet voor iemand anders, wil je dan altijd iets terug?
- iets van iemand anders mogen gebruiken en waar let je dan op?
- wat is het verschil tussen geven, krijgen, ruilen, lenen, kopen en verkopen? (zie ontwikkelingsdoel Mens en maatschappij 2.2.)
Varianten op het verhaal verzinnen
- Vertel wat over mieren: ze kunnen niet alleen leven, ze leven altijd in groep. Als mieren elkaar tegenkomen groeten ze elkaar. Dit doen ze door met hun voelsprieten elkaar aan te raken. Zo weten ze of ze uit hetzelfde nest komen. Elke mierenfamilie heeft een eigen geur. Ze kunnen ook verschillende dingen tegen elkaar zeggen, bijvoorbeeld dat er ergens voedsel te vinden is, of dat er gevaar is.
- Laat de kinderen een ander verhaal vertellen uitgaande van de Mier die een kers of ander lekker hapje vindt (prent 1).
- Laat de kinderen andere ideeën zoeken bij prent 7 - Mier heeft een idee. Zie ‘Mogelijke sleutelvraag: Had de mier nog andere oplossingen kunnen bedenken om de kers thuis te krijgen? Welke?’
- Extra impuls indien nodig: waarom roept Mier zijn mierenfamilie niet te hulp om de kers te verplaatsen of om ze ter plaatse samen op te eten?
Participatie door de kinderen bevorderen
- De kinderen kunnen kiezen in welk personage van het verhaal ze zich willen inleven.
- Zorg ervoor dat alle kinderen in kringgesprekken hun eigen inbreng kunnen doen.
- Geef de kinderen veel ruimte om varianten op het verhaal te bedenken.
Kriebeldiertjes ontdekken en waarnemen
Experimenteren met hefbomen en manieren om iets te verplaatsen
Uitvoeren van verdeel- en samenwerkingsopdrachten
Andere ideeën voor het verwerken van het verhaal
Situaties in de klasgroep onderzoeken
Participatie door de kinderen en omgeving bevorderen
Kriebeldiertjes ontdekken en waarnemen
- Ga op zoek naar kleine diertjes op de speelplaats of in de omgeving van de school
- Maak kennis met de bodemhelden: springstaart, duizendpoot, miljoenpoot, pissebed, worm, insectenlarve, mier, kever, oorworm, hooiwagen, spin, slak, mol, bij, hommel… Gebruik hiervoor infokaarten: Zie https://www.vlaanderen.be/publicaties/bodemhelden-infokaarten
- Zoek mieren en bekijk hoe ze zich bewegen, hoe ze iets vervoeren, hoe ze samen werken, waar ze wonen, eigenschappen, soorten… Zoek op wat mieren eten. Vergelijk met hoe mensen wonen, zich bewegen, iets vervoeren, samenwerken…
- Bespreek de verschillen tussen mieren, slak, krekel en bij.
- Geef kinderen de ruimte om hun gevoelens in verband met kriebeldiertjes te verwoorden.
- Ontdek eigenschappen op foto’s, afbeeldingen, video.
- Gebruik eventueel een mierenkijkdoos.
- Indien kersenboom in de buurt: zie je daar ook kleine diertjes, mieren?
- Met het KaMOShibai-verhaal ‘Soly en Bie’ kan je dieper ingaan op de leefwijze van de solitaire bij, de honingbij, de wesp en de hommel.
Experimenteren met hefbomen en manieren om iets te verplaatsen
- Zorg voor enkele lichtere en zwaardere voorwerpen.
- Doe dit buiten, als je kan met takken, boomstronk, houtblokken…
- Daag kinderen uit om de voorwerpen te verplaatsen van A naar B.
- Laat hen conclusies trekken en hypotheses formuleren.
- Geef opdrachten en criteria waarmee ze moeten rekening houden.
- Geef ze hulpmiddelen om iets te verplaatsen. Laat ze zelf hulpmiddelen uitvinden en uitproberen.
- Zorg voor voorwerpen om zelf een knikkerbaan te knutselen en laat ze dit uitproberen en bijsturen.
- Demonstreer hoe een hefboom werkt en laat kinderen ermee ontdekkingen doen.
Uitvoeren van verdeel- en samenwerkingsopdrachten
- Geef opdrachten om begrippen in verband met verhoudingen te oefenen: weinig of veel kersen, tomaatjes, koekjes…/ kleine mier bij grote kers, knuffel mier t.o.v. grotere bal…
- Geef verdelingsopdrachten bv. 4 appels of peren verdelen over 20 kinderen, een drankje bv ‘kersenshake’ verdelen, (letter)koekjes, kastanjes, bessen, druiven… (onderzoeken).
- Zorg voor samenwerkingsoefeningen bv. groepswerk knutselen/ schilderen, Sherborne oefeningen en andere bewegingsopdrachten, iemand overbrengen van ene kant naar de andere…
- Ontwerp een ‘ganzenbordspel’ met opdrachten i.v.m. delen/ samenwerken/ iets van iemand anders mogen gebruiken…
Andere ideeën voor het verwerken van het verhaal
- Gesprek en meningsvorming over het gedrag van mier. Ga zelf niet te vlug naar de ‘boodschap’ van het verhaal. Geef genoeg tegengewicht. Bevestig het belang van opkomen voor jezelf, voor jezelf zorgen, iets voor jezelf willen hebben… tegenover niet willen delen…
- Geluiden nadoen van krekels (sjirpen), bijen (zoemen), slakken (knabbelen aan blaadjes,) mieren (kwebbelen)…
- Schilderen van de personages en situaties uit het verhaal.
- Kleien van de personages van het verhaal (huisje van slak) …
- De namen van de personages bij de juiste afbeelding stempelen, naschrijven, met magneetletters ophangen…
- Het verhaal naspelen in zandbak (geul graven)…
- Kersen waarnemen: waar groeien ze? Bloesem, kleuren (van geel tot zwartrood), sap proeven (zoet, zuur), gewicht, pit (hoe ontpitten? pittenzak), steeltje, schil of pel, eetbaar of niet eetbaar…
Situaties in de klasgroep onderzoeken
- Observeer en noteer gedurende bv. een week wanneer kinderen samen werken, dingen delen of iets alleen voor zichzelf willen hebben. Bespreek dit met hen en zoek oplossingen of maak afspraken
- Observeer wanneer en hoe er conflictjes tussen de kinderen ontstaan. Bekijk of ze het zelf geregeld krijgen en hoe ze dit doen.
- Observeer praktische ‘problemen’ in de klas: een deur die piept, een deurtje dat loshangt aan een kast, te weinig plaats in de zithoek, iets dat op een verkeerde plaats staat en beter verplaatst wordt, rommel in de boekenkast, een kraan die lekt, te veel papierverspilling, te veel afval, te veel restjes in de brooddozen, speelgoed dat iedereen graag wil om mee te spelen… Bespreek je vaststellingen met de kinderen: hoe kunnen we dit (samen) oplossen, wat moeten we doen? Wie kan helpen? Laat kinderen voorstellen doen van aanpak.
Participatie door de kinderen en omgeving bevorderen
- Laat de kinderen samen beslissen over welk kriebeldiertje/ welke bodemheld ze meer willen vernemen.
- Laat de kinderen zelf beslissen wat ze willen verplaatsen en hoe ze dit willen aanpakken.De kinderen mogen zelf kiezen hoe ze het verhaal verwerken.
Aan de slag met de besluiten uit je observaties
Een toonmoment en/of 'smulfeest' organiseren
Participeren door de kinderen en door anderen
Aan de slag met je besluiten bij de observaties
Hoe kunnen we delen/ samenwerken in onze klas toepassen?
- Beschrijf concrete situaties in de klas en laat de kinderen voorstellen doen. Selecteer samen met hen 2 of 3 alternatieven, laat ze kiezen en toepassen. Bevestig hun keuze. Volg dit op en stuur bij waar het nodig is.
- Kies zelf of samen met de kinderen een praktisch probleem dat je samen gaat aanpakken. Laat ze ervaren hoe je een probleem kan aanpakken, oplossen. Verwijs naar de wijze waarop Mier zijn probleem aanpakt in het verhaal.
- Leer kinderen zelf conflictjes regelen door middel van knuffel Mier. Leer hen dat het weer goed maken meer is dan sorry zeggen en een handje geven. Leer kinderen zien dat je een conflict op meerdere manieren kan regelen. Bespreek met hen meerdere mogelijkheden. Laat ze dit uitbeelden en neem er foto’s van. Hang die foto’s uit op een zgn. ‘herstelmuur’. Leer ze bij de foto’s op de herstelmuur een keuze maken.
Een toonmoment en/of 'smulfeest' organiseren
- Laat de kinderen het verhaal vertellen en uitbeelden voor een andere klasgroep, voor (groot)ouders.
- Laat ze verwoorden wat Mier geleerd heeft en wat ze zelf in de klas gaan toepassen. Gebruik de prenten van het verhaal als blikvangers.
- Zorg voor een gezonde receptie. Laat iedereen iets meebrengen van thuis en dat met de klasgenootjes delen. Je kan een ‘potluck’ organiseren. Als dit op het einde van het schooljaar gebeurt, kunnen er kersen gegeten en geproefd worden.
Ruilen, delen en geven
- Organiseer een uitwisseling tussen 2 klassen of met de hele school.
- Het kan tijdens een halve dag, een hele dag of zelfs tijdens meerdere dagen.
- Het kan eenmalig of op een af te spreken moment tijdens meerdere weken.
- Gebruik prenten van Mier en prent 9 – Smulfestijn als blikvangers.
- Werk samen met de ouders. Laat kinderen zaken meebrengen die kunnen geruild, gedeeld of weggeven worden: kledij, spel, voorwerpen, ook fruit, noten, druiven, koekjes, enz.
- Werk samen met een andere klasgroep. Dit kan ook een klasgroep van de lagere school zijn. Leen (didactische) materialen uit, help elkaar. Deel overschotten bv. het teveel van verjaardagstaartjes, fruit, drank…
Participeren door kinderen en door anderen
- Laat kinderen zelf voorstellen doen om samen te werken, conflictjes te regelen en praktische problemen in de klas aan te pakken.
- Geef aan de klasgroep een grote hoeveelheid seizoensfruit en laat de kinderen zelf beslissen wat ze er mee willen doen:
- Lente (maart-april-mei): appels, rabarber, aardbei.
- Zomer (juni): kersen, bessen, frambozen.
- Herfst (september-oktober-november): appels, bessen, bramen, druiven, frambozen, peren, pruimen, vijgen.
- Winter (december-januari-februari): appels, peren.
- Laat de kinderen zelf beslissen wat ze op het toonmoment willen tonen en doen.
- Betrek de kinderen zelf bij voorstellen om te ruilen, te delen en te geven. Bespreek samen wat haalbaar is.