Mier maakt kennis met Worm. Die leeft onder de grond en komt tevoorschijn uit een bergje aarde als het regent. Daarom noemen ze hem/haar ook Regenworm. Maar nu regent het niet. Zijn/haar vriend Veenmol is ziek. Worm wil weten wat er aan de hand is en Mier wil hem helpen. Hij herkent de rare geur. Sommige mensen spuiten troep omdat ze bepaalde planten niet in hun tuin willen. Daarvan krijgt Veenmol buikpijn. Mier stelt voor om te verhuizen. En dat helpt!
Thema: bodemleven en de impact van de mens
Subthema’s:
- een gezonde bodem
- kleine diertjes
- bodemvervuiling
- ziek zijn
- vriendschap
- Internationale Dag van de Biodiversiteit (22 mei).
- Er wordt een schooltuintje/moestuin aangelegd op school.
• Hoe kunnen we er bij de aanleg van ons tuintje voor zorgen dat diertjes als Worm en Mier zich goed voelen?
• Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de bodem van ons tuintje gezond blijft? (bv. door compost als bemesting te gebruiken, geen pesticiden, …).
• Hoe gaan we om met mogelijke plagen en ziekten? (bv. natuurlijke afweermiddelen zoals netelgier, aantrekken van vogels, inheemse planten (minder gevoelig), afwisseling van planten, …)
- Werelddag tegen pesticiden (3 december): stilstaan bij de gevaren voor mens en milieu door het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen.
- Een molshoop in de schooltuin! Wat leeft daar onder de grond? En wat doen die beestjes daar?
- Als de school over een composthoop/-vat beschikt: wat doet Jerom de Compostworm daar? Is een compostworm hetzelfde als een regenworm?
Wetenschappen en techniek
- Natuur: Algemene vaardigheden: 1.1 de kleuters kunnen verschillen onderscheiden in geluid, geur, kleur, smaak en voelen.
- Natuur: Algemene vaardigheden: 1.2 de kleuters tonen een explorerende en experimenterende aanpak om meer te weten te komen over de natuur.
- Natuur: Algemene vaardigheden: 1.3 de kleuters kunnen met hulp van een volwassene eenvoudige bronnen hanteren om meer te weten te komen over de natuur.
- Natuur: Levende en niet-levende natuur: Gezondheid: 1.10 de kleuters kunnen in concrete situaties gedragingen herkennen die bevorderlijk of schadelijk zijn voor hun gezondheid.
- Natuur: Levende en niet-levende natuur: Gezondheid: 1.11 de kleuters tonen goede gewoonten in hun dagelijkse hygiëne.
- Natuur: Levende en niet-levende natuur: Gezondheid: 1.12 de kleuters weten dat ze door de inname van sommige producten en planten ziek kunnen worden.
- Natuur: Levende en niet-levende natuur: Milieu: 1.13 de kleuters tonen een houding van zorg en respect voor de natuur.
Nederlands
- Nederlands luisteren: 1.2 de kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.
- Nederlands luisteren: 1.3 de kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen.
- Nederlands luisteren: 1.5 de kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.
- Nederlands luisteren: 1.6 de kleuters kunnen de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap.
- Nederlands spreken: 2.1 de kleuters kunnen een voor hen bestemde mededeling en/of een voor hen bestemd verhaal zo (her)formuleren, dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt.
- Nederlands spreken: 2.2 de kleuters kunnen spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen.
- Nederlands spreken: 2.10 de kleuters kunnen zich inleven in duidelijk herkenbare rollen en situaties en vanuit eigen verbeelding/beleving hierop inspelen.
Muzische vorming
- Drama: 3.1 de kleuters kunnen eigen belevenissen, ervaringen, gedachten, gevoelens, handelingen verwoorden.
- Drama: 3.2 de kleuters kunnen zich inleven in personages en dingen uit de omgeving en deze uitbeelden.
Mens en maatschappij
- Mens: Ik en mezelf: 1.1 de kleuters kunnen bij zichzelf onderkennen wanneer zij bang, blij, boos of verdrietig zijn en kunnen dit op een eenvoudige wijze uitdrukken.
- Mens: Ik en de ander: 1.5 de kleuters kunnen bij anderen gevoelens van bang, blij, boos en verdrietig zijn herkennen en kunnen meeleven in dit gevoel.
- Mens: Ik en de ander: 1.6 de kleuters weten dat mensen eenzelfde situatie op een verschillende wijze kunnen ervaren en er verschillend kunnen op reageren.
- Mens: Ik en de ander: 1.7 de kleuters kunnen een gevoeligheid tonen voor de behoeften van anderen.
|
Voelen: inleven |
|
|
Denken: onderzoeken |
|
|
Doen: actievoeren met kinderen |
|
|
|
‘4.7 Er tegen 2030 voor zorgen dat alle leerlingen kennis en vaardigheden verwerven die nodig zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen….’ |
|
|
‘12.8 Tegen 2030 garanderen dat mensen overal beschikken over relevantie informatie over en zich bewust zijn van duurzame ontwikkeling en levensstijlen die in harmonie zijn met de natuur.' |
|
|
'15.5 Dringende en doortastende actie ondernemen om de aftakeling van natuurlijke leefgebieden in te perken, het verlies van biodiversiteit een halt toeroepen en, tegen 2020, de met uitsterven bedreigde soorten te beschermen en hun uitsterven te voorkomen.' |
|
Prent 0 – titel + cover |
|
|
Prent 1 – Aardbeving
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
|
Prent 2 – Dag Worm
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
|
Prent 3 – Ik graaf gangen
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
TIPS |
|
Prent 4 – Veenmol is ziek
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
|
Prent 5 – Veenmol eet blaadjes
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
|
Prent 6 – Wat is het hier donker
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
|
Prent 7 – Mijn buik doet pijn
|
|
|
Prent 8 – Sommige mensen spuiten troep
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
|
Prent 9 – Afscheid nemen
|
Mogelijke sleutelvragen bij deze prent
|
Prent 10 - Weerzien in herfst: verhuisd!
|
|
|
Prent 11 - Wormige knuffel
|
De personages van het verhaal
- Mier: prent 1, 2, 3, 6, 7, 9, 10, 11.
- Worm: prent 2, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11.
- Veenmol: prent 4, 5, 7, 9.
- Mens: prent 8.
Gevoelens
- Prent 1: Mier is in paniek.
- Prent 2: Mier is verwonderd.
- Prent 4: Mier fluit vol bewondering.
- Prent 5: Worm is ongerust en bezorgd.
- Prent 6: Worm juicht.
- Prent 7: Mier kijkt bezorgd, Worm en Veenmol zijn nieuwsgierig.
- Prent 8: Veenmol heeft buikpijn.
- Prent 9: Mier is bedroefd, kijkt helemaal niet zo blij.
- Prent 10: Worm glimt en straalt.
- Prent 11: Mier is blij, Worm glundert.
- Algemeen: gevoelens van kinderen voor ‘kleine diertjes’.
Gedetailleerd waarnemen
- Prent 1: welke gele bloem staat er op de voorgrond? Wat is het hoopje aarde achter de bloem? (niet verwarren met een molshoop).
- Prent 2: Worm kruipt uit het hoopje aarde. Worm en Mier groeten elkaar. Hoe doen ze dat?
- Prent 3: wat zie je onder het hoopje aarde in de bodem? Wat eet Worm? Zie je de wortels van de grassen?
- Prent 4: wat ligt er op de grond? Waarom ligt Veenmol in een bedje? Wat heeft Veenmol in zijn mond? Waarom?
- Prent 5: wat eet Veenmol?
- Prent 6: kan Mier in de gang van Worm? Zie je de wortels van de grassen?
- Prent 7: waarom houdt Veenmol zijn buik vast?
- Prent 8: wat zie je? Welke kleur hebben de laarzen van de Mens? Waarom heeft Mens handschoenen aan? Wat heeft Mens meegebracht? Wat staat er op de drukspuit? Zie je de ‘doodskop’ in de vorm van de wolkjes? Welke gele bloem komt hier terug?
- Prent 9: wat houdt Veenmol op zijn kop vast met zijn poot?
Aandringen/ aardbeving / afscheid nemen / allerlei troep / bedroefd / beven / bewondering / bezorgd / een berg aarde / een kijkje nemen / een raar geurtje / een raar smaakje / gangen graven / gillen / glimmen / glunderen / herkennen / in koor / jammeren / ongerust / paniek / piekfijn / rare wezens / regenworm / stralen / tevoorschijn komen / vandaan / verhuizen / voorpoten / voorraad / wormige knuffel / zin hebben in.
Zich inleven in ervaringen en gevoelens aan de hand van kringgesprekken
Het verhaal navertellen
- Hang de prenten op en laat de kinderen om beurt het verhaal opnieuw vertellen.
- Laat de kinderen de personages Mier, Worm, Veenmol, Mensen uitbeelden.
Zich inleven in een regenworm
- Leg blaadjes, aarde, gras in een speeltunnel.
- Laat kinderen die het willen erdoor kruipen met een blinddoek.
- Variant: geurenspel waarbij de kinderen geblinddoekt een parcours moeten volgen langs een touw.
- Knip enkele stukjes dikke wol af op een lengte van 15 cm of meer. Deel deze stukjes uit en laat de kinderen spelen met de ‘worm’. Verander de melodie van ‘pim-pam-peus’ naar ‘kijk eens hier wat een pier, zet hem eens op je hand, …’ Laat de ‘worm’ op hun hand draaien, rond hun vingers, op de grond, op hun knie,…
Zich inleven in ervaringen en gevoelens aan de hand van kringgesprekken
- Over omgaan met (angst voor) kleine beestjes.
- Zorgen voor een vriend die ziek is.
- Boos / verdrietig zijn als er diertjes, bloemen,… vergiftigd en gedood worden.
- Wie leeft er onder de grond? Zou je onder de grond kunnen leven?
Voor wie meer wil
- Maak kennis met het andere kaMOShibai-verhaal ‘Mier heeft een probleem’ en de personages Slak, Krekel en Bij. De aanzet van het verhaal ‘Mier ontmoet worm’ verwijst naar wat de dieren al hebben meegemaakt toen Mier een probleem had.
Kennismaken met regenwormen en compostwormen
Klasgesprek over ‘troep’ en ’onkruid’
Thematafel opbouwen
- Gebruik prenten en prentenboeken over mieren en wormen.
- Leg er materiaal bij om op zoektocht te gaan.
- Vul eventueel aan met een wormenbak.
Onderzoeken van de bodem
- Breng samen een bezoek aan een vochtige plek in een (school)tuin en aan een gazon.
- Steek indien mogelijk een spade in de bodem.
- Zoek kriebelbeestjes, bodemdieren, mieren en wormen. Kijk onder een laag strooisel of een steen.
- Observeer de diertjes: hoe bewegen ze zich? Hebben ze een kop, een lijf, poten, vleugels, sprieten? Fotografeer of film.
- Maak gebruik van vergrootglazen, loeppotjes, een zandzeef, een grondboor,…
- Schakel zoekkaarten, prent- en fotomateriaal in.
- Wat is ‘onkruid’? In het verhaal gaat het over een gazon waar de paardenbloem als onkruid niet gewenst is. De paardenbloem is tijdens de bloei een voedselbron voor de honingbij en voor andere insecten.
Kennismaken met regenwormen en compostwormen
- Regenwormen hebben aan de boven- en onderzijde dezelfde grauwe kleur. Ze zijn ongeveer vijfentwintig centimeter lang, zijn mannelijk en vrouwelijk tegelijk en blijven stil op je hand liggen. Een andere naam is ‘aardworm’, omdat deze wormen in de aarde leven. Regenwormen kunnen lange ondergrondse gangen graven. Dat kan door aarde en organisch materiaal te eten. De gangen die ze graven helpen de planten om goed te wortelen, helpen bij de verspreiding van water en maken de bodem luchtiger. Regenwormen bemesten de bodem.
- Om te zien hoe regenwormen gangetjes maken, kan je een wormenbak samenstellen in een aquarium of een terrarium. Wissel laagjes zwarte aarde af met een fijn laagje zand. Van boven kan je enkele afgevallen blaadjes leggen en de regenwormen. Na enkele dagen kan je het resultaat samen met de kinderen bewonderen.
- Wie kent er Jerom de compostworm? Compostwormen zijn ongeveer zeven centimeter lang, roodbruin en gestreept. Ze houden van vers materiaal in ontbinding, blijven aan de oppervlakte en gaan zelden dieper dan 30 cm in de grond. Ze eten GFT, vooral restjes van fruit en groenten.
- Voor het samenstellen van een compostbak en het gebruik van compost: zie de MOS-actiefiche ‘Composteren op school’.
Klasgesprek over ‘troep’ en ’onkruid’
- Het woord ‘troep’ komt in het verhaal enkele keren voor. Het betekent rommel, rotzooi, vieze boel. Het verwijst naar het gebruik van pesticide. Dat is een zeer giftige stof die de mensen soms spuiten om insecten of ‘onkruid’ te bestrijden in een gazon of in een moestuin.
- Ga na of de kinderen weten wat ‘nuttige diertjes’ zijn. Vraag ze of het oké is dat mensen gif spuiten in hun tuin en zo kleine beestjes doden.
- Weten de kinderen wat ‘onkruid’ is? Moet dat altijd weg? Zijn er plantjes die nuttig zijn en wel kunnen blijven staan? Zijn er vervelende plantjes? Hoe kan je die wegdoen? Weten de kinderen wat wieden is?
Kennismaken met mieren
- Ga op zoek naar mieren en bekijk hoe ze zich bewegen, hoe ze er uit zien, hoe ze iets vervoeren, hoe ze samenwerken, waar ze wonen,…
- Mieren kunnen zaden verspreiden, ze maken de bodem vruchtbaar en helpen bij het bestrijden van insecten die bladeren of zaden van gewassen eten.
- Vergelijk met de prenten van het verhaal waarop Mier voorkomt. Zie vooral prent 1, 6 en 9.
Kennismaken met veenmol
- Een veenmol is geen mol, maar een krekel. Ze komen niet zo veel voor. Voor jonge kinderen is het begrijpen en waarnemen hiervan dan ook niet zo evident. Zoek info op het internet als je toch verder wil op ingaan op het leven van de veenmol.
- Vertrek van de prenten 4, 5 en 7 om te beschrijven hoe Veenmol eruit ziet.
- Laat fotomateriaal of een filmpje zien van de veenmol en vergelijk met de prenten.
Voor wie meer wil
- Brochure bodemhelden gratis te downloaden op https://omgeving.vlaanderen.be/sites/default/files/atoms/files/infoboekje-bodemhelden2018-LR_0.pdf
- Meertalig : https://www.iuss.org/international-decade-of-soils/the-iuss-goes-to-the-school/
Kennismaken met regenwormen en compostwormen
Klasgesprek over ‘troep’ en ’onkruid’
Thematafel opbouwen
- Gebruik prenten en prentenboeken over mieren en wormen.
- Leg er materiaal bij om op zoektocht te gaan.
- Vul eventueel aan met een wormenbak.
Onderzoeken van de bodem
- Breng samen een bezoek aan een vochtige plek in een (school)tuin en aan een gazon.
- Steek indien mogelijk een spade in de bodem.
- Zoek kriebelbeestjes, bodemdieren, mieren en wormen. Kijk onder een laag strooisel of een steen.
- Observeer de diertjes: hoe bewegen ze zich? Hebben ze een kop, een lijf, poten, vleugels, sprieten? Fotografeer of film.
- Maak gebruik van vergrootglazen, loeppotjes, een zandzeef, een grondboor,…
- Schakel zoekkaarten, prent- en fotomateriaal in.
- Wat is ‘onkruid’? In het verhaal gaat het over een gazon waar de paardenbloem als onkruid niet gewenst is. De paardenbloem is tijdens de bloei een voedselbron voor de honingbij en voor andere insecten.
Kennismaken met regenwormen en compostwormen
- Regenwormen hebben aan de boven- en onderzijde dezelfde grauwe kleur. Ze zijn ongeveer vijfentwintig centimeter lang, zijn mannelijk en vrouwelijk tegelijk en blijven stil op je hand liggen. Een andere naam is ‘aardworm’, omdat deze wormen in de aarde leven. Regenwormen kunnen lange ondergrondse gangen graven. Dat kan door aarde en organisch materiaal te eten. De gangen die ze graven helpen de planten om goed te wortelen, helpen bij de verspreiding van water en maken de bodem luchtiger. Regenwormen bemesten de bodem.
- Om te zien hoe regenwormen gangetjes maken, kan je een wormenbak samenstellen in een aquarium of een terrarium. Wissel laagjes zwarte aarde af met een fijn laagje zand. Van boven kan je enkele afgevallen blaadjes leggen en de regenwormen. Na enkele dagen kan je het resultaat samen met de kinderen bewonderen.
- Wie kent er Jerom de compostworm? Compostwormen zijn ongeveer zeven centimeter lang, roodbruin en gestreept. Ze houden van vers materiaal in ontbinding, blijven aan de oppervlakte en gaan zelden dieper dan 30 cm in de grond. Ze eten GFT, vooral restjes van fruit en groenten.
- Voor het samenstellen van een compostbak en het gebruik van compost: zie de MOS-actiefiche ‘Composteren op school’.
Klasgesprek over ‘troep’ en ’onkruid’
- Het woord ‘troep’ komt in het verhaal enkele keren voor. Het betekent rommel, rotzooi, vieze boel. Het verwijst naar het gebruik van pesticide. Dat is een zeer giftige stof die de mensen soms spuiten om insecten of ‘onkruid’ te bestrijden in een gazon of in een moestuin.
- Ga na of de kinderen weten wat ‘nuttige diertjes’ zijn. Vraag ze of het oké is dat mensen gif spuiten in hun tuin en zo kleine beestjes doden.
- Weten de kinderen wat ‘onkruid’ is? Moet dat altijd weg? Zijn er plantjes die nuttig zijn en wel kunnen blijven staan? Zijn er vervelende plantjes? Hoe kan je die wegdoen? Weten de kinderen wat wieden is?
Kennismaken met mieren
- Ga op zoek naar mieren en bekijk hoe ze zich bewegen, hoe ze er uit zien, hoe ze iets vervoeren, hoe ze samenwerken, waar ze wonen,…
- Mieren kunnen zaden verspreiden, ze maken de bodem vruchtbaar en helpen bij het bestrijden van insecten die bladeren of zaden van gewassen eten.
- Vergelijk met de prenten van het verhaal waarop Mier voorkomt. Zie vooral prent 1, 6 en 9.
Kennismaken met veenmol
- Een veenmol is geen mol, maar een krekel. Ze komen niet zo veel voor. Voor jonge kinderen is het begrijpen en waarnemen hiervan dan ook niet zo evident. Zoek info op het internet als je toch verder wil op ingaan op het leven van de veenmol.
- Vertrek van de prenten 4, 5 en 7 om te beschrijven hoe Veenmol eruit ziet.
- Laat fotomateriaal of een filmpje zien van de veenmol en vergelijk met de prenten.
Voor wie meer wil
- Brochure bodemhelden gratis te downloaden op https://omgeving.vlaanderen.be/sites/default/files/atoms/files/infoboekje-bodemhelden2018-LR_0.pdf
- Meertalig : https://www.iuss.org/international-decade-of-soils/the-iuss-goes-to-the-school/
Een schoolmoestuin aanleggen of nieuw leven in blazen
‘Onkruid’ en wildgroei waarderen
Diervriendelijke acties ondernemen
Participatie door de kinderen en door anderen
Een toonmoment organiseren
- Laat de kinderen het verhaal vertellen met de prenten of uitbeelden. Dit kan voor een andere klas of voor de (groot)ouders.
- De kinderen geven uitleg bij de toontafel en de wormenbak.
- Ze leggen uit dat vergif spuiten niet goed is voor de natuur, de insecten en planten.
- Neem de kans om een actie aan te kondigen.
Een schoolmoestuin aanleggen of nieuw leven in blazen
- Zoek bondgenoten om een tuintje aan te leggen en/ of te onderhouden. Zie het niet te groot.
- Informeer je en volg info- en demonstratiesessies.
- Werk samen met andere klassen, vrijwilligers van een vereniging en ouders.
- Gebruik compost als bemesting.
- Zorg voor een feestelijke opening en andere leuke momenten doorheen het jaar met gezonde hapjes uit de tuin.
‘Troep’ vermijden
- Informeer ouders en grootouders over de gevaren van spuiten het spuiten van gif. Nodig hen uit om samen met hun kind in de schooltuin te komen, werken, genieten en proeven. Draag samen zorg voor de bodem.
- Ga met de kinderen op de speelplaats, in het schooltuintje of in de schoolomgeving wieden. Laat de kinderen handschoenen aandoen voor de prikplanten.
- Probeer alternatieven uit in de schooltuin: planten afwisselen, een net spannen over bepaalde groenten om rupsen te voorkomen, met Oost-Indische kers bladluizen aantrekken en wegjagen van andere planten, stinkertjes planten bij bepaalde groenten, brandnetelgier maken om zo ook schadelijke insecten af te leiden, sterk geurende kruiden bij de groenten planten om schadelijke insecten af te leiden, egels en vogels verwennen in de tuin (schuilplaatsen en voeder) om slakken en rupsen te bestrijden.
‘Onkruid’ en wildgroei waarderen
- Informeer je over ‘onkruid’ en doe een wildplukwandeling.
- Ga aan de slag met onkruid: maak confituur van paardenbloemen, zalf van calendula, olie met kruiden,…
Diervriendelijke acties ondernemen
- Bouw samen een insectenhotel.
- Zaai bloemen of plant bloembollen om insecten aan te trekken.
- Leer een compostbak aanleggen en onderhouden. Of verbeter een reeds genomen initiatief hiertoe.
- Leg uit wat ‘mulchen’ is, hoe je dit doet en wat de voordelen ervan zijn. Zoek mogelijkheden om samen met de kinderen de bodem te bedekken. Verzamel afgevallen bladeren, ook afgemaaid gras om tussen planten te leggen en om zo bodemdieren te helpen.
Participatie door de kinderen en door anderen
- Laat de kinderen beslissen welke acties ondernomen worden.
- Laat de kinderen mee kiezen welke planten, groenten, kruiden in de moestuin geplant worden.
- Breng een bezoek aan een biotuin of initiatief i.v.m. permacultuur.
- Werk samen met andere klassen, ouders en grootouders, verenigingen en personen die voorbeelden kunnen tonen of die mogelijkheden om te helpen kunnen aanbieden voor de kinderen.